De Vlaamse regering bespaart de komende jaren fors op cultuur. Waar hebben we dat nog gehoord? In Nederland, waar de culturele sector in 2011 200 miljoen moest inleveren. Hind Fraihi bekijkt de gevolgen van de Nederlandse ‘kaalslag’, die veel kunstenaars dwong om als zelfstandige aan de slag te gaan. Dat heeft, naast een paar succesverhalen, ook geleid tot onderbetaling en creatievelingen die elkaars grootste vijand zijn. Haar advies aan de kwetsbare Vlaamse cultuurwereld luidt dan ook: zelforganisatie én solidariteit.
© Geertje Franssen
De aangekondigde besparingen in de Vlaamse culturele sector hebben al heel wat stof doen opwaaien. Een golf van ludieke protestacties, opiniestukken, solidariteitsacties op de sociale media, selfies met publiek na optredens en een verhitte discussie met een parlementslid van het Vlaams Belang hebben vooralsnog weinig zoden aan de dijk gezet. Het mes zal fors in de middelen voor kunst en cultuur worden gezet. Sommigen zien voorwaar al de voortekenen van een autoritair regime, boekverbrandingen en schaamexposities over Entartete Kunst.
De Vlaamse, in Nederland wonende auteur Ivo Victoria surfte niet mee op die golf van heilige verontwaardiging. Onder de titel ‘Besparingen op cultuur? Stop whining and get on with it’ veegde hij in De Morgen de Vlaamse cultuursector de mantel uit. Hij verwees daarbij naar de infame “kaalslag” van 2011 toen de Nederlandse kunstensector maar liefst 200 miljoen euro moest inleveren. Acht jaar na datum is er volgens Victoria van een culturele woestenij geen sprake, integendeel. “Jonge theatercollectieven schoten in de voorbije jaren als paddenstoelen uit de grond. Ze blijken creatief, ondernemend en onstuitbaar. De sector in haar geheel is moderner en ondernemender geworden, er is privégeld aangeboord, men vindt ‘marketing’ eindelijk geen vies woord meer, en de voormalige productiehuizen voor talentontwikkeling hebben zich gehergroepeerd”, schrijft hij.
De reden daarvoor is, nog steeds volgens Victoria, het stimuleren van cultureel ondernemerschap. Waar Vlaanderen een nachtmerrie is van “bureaucratische chaos” en “ronduit misdadige belastingtarieven”, lonkt in Nederland een land of opportunities dankzij een “ontstellend eenvoudige administratie” gecombineerd met “tal van fiscale voordelen”.
Mars der Beschaving
Heeft Nederland inderdaad een winnende combinatie gefabriceerd door koopmansgeest te combineren met artistieke creativiteit? Of zitten de zaken net iets ingewikkelder in elkaar? Om het antwoord daarop te vinden, gaan we even terug naar 2011.
Halbe Zijlstra, de staatssecretaris van Cultuur, Onderwijs en Wetenschappen, heeft net een bom gedropt op cultureel en kunstminnend Nederland. Er moet 200 miljoen aan subsidies worden ingeleverd. De reacties zijn ongemeen hard. Er wordt gesproken van “cultureel vandalisme”, een Mars der Beschaving stapt op tegen het wanbeleid van “Halve Zoolstra”. De staatssecretaris houdt echter voet bij stuk en er wordt fors geknipt, vooral in het theater en de beeldende kunsten vallen er harde klappen.
Halbe Zijlstra, een VVD-politicus van donkerblauwe signatuur, heeft zo zijn eigen ideeën hoe het eraan toe moet gaan op de Nederlandse arbeidsmarkt. Hij is een erg grote voorstander van flexibele arbeidscontracten en freelancers. “Doordat mensen als zzp’er aan de slag gaan, hebben ze een baan, hebben ze een inkomen. Dat gaan we hun niet afnemen. In de huidige starre arbeidsmarkt zijn zzp’ers niet een probleem, maar de oplossing”, zegt hij daar over.
Enter
de opwaardering van de zzp’er, de Zelfstandige Zonder Personeel. De Nederlandse variant van de freelancer, de eenmanszaak of de kleine zelfstandige in Vlaanderen. Een onafhankelijke ondernemer die werkt voor verschillende opdrachtgevers buiten het vaste dienstverband. Ruim 1,2 miljoen van de Nederlanders zijn aan de slag in een dergelijk statuut. Dat gaat van duurbetaalde IT-consultants tot de jongens en meisjes die voor enkele euro’s rondfietsen voor Deliveroo. Een precaire groep ook, want volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft ongeveer 10 procent van hen het moeilijk om de financiële eindjes aan elkaar te knopen. Dat zzp’ers veel deeltijds werken, geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben en vaak geen pensioenregeling kunnen betalen, verhoogt volgens het CBS hun kans op armoede.
Voor de overgrote meerderheid blijft het schrapen om de rekeningen te kunnen betalen
Sinds de “kaalslag van Zijlstra” is het aantal culturele zzp’ers exponentieel toegenomen. In 2010 waren er nog zo’n 38.500 zelfstandigen aan de slag in de sector van de podiumkunsten, beeldende kunst, bibliotheken, musea en erfgoedinstellingen. In 2017 was hun aantal al gegroeid tot ruim 59.000. Dat is maar liefst 72 procent van alle werkenden in de culturele sector.
En neen, dat zijn niet allemaal succesverhalen. Integendeel helaas. Er is een aantal kunstenaars, vaak mensen die al voor 2011 enige bekendheid hadden verworven, die goed tot bijzonder goed kunnen leven van hun métier. Voor de overgrote meerderheid blijft het echter schrapen om de rekeningen te kunnen betalen of boodschappen te doen. Uit onderzoek van de Stichting Economisch Onderzoek blijkt dat de helft van de kunstenaars die als zzp’er werken, netto 28 euro per uur of minder verdient. Bijna 33 procent haalt zelfs minder dan 15 euro per uur.
De reden daarvoor is te zoeken in het aloude spel van vraag en aanbod. Vanwege de gekrompen budgetten van culturele instellingen is er te weinig vraag, terwijl er elk jaar een nieuwe groep jonge, gemotiveerde hemelbestormers zich op de vrije markt van de kunst gooit. Terwijl de oude(re) garde, die nauwelijks kan overleven van hun beroep, weigert om andere, meer lucratieve, sectoren op te zoeken.
Het gevolg is dat kunstenaars en andere creatievelingen elkaars grootste vijanden zijn
Volgens de Nederlandse kunsteconoom Pim van Klink heeft dit alles te maken met de manier waarop kunstenaars denken over werk. “Kunstenaars laten zich niet leiden door een inkomensprikkel, maar door een creatieprikkel. Hun behoefte om iets te maken, zet hen aan het werk. Dat maakt hen heel kwetsbaar, want ook zonder er iets mee te verdienen gaan ze door. In de kunstsector is daardoor sprake van een chronisch overaanbod. Dat zorgt voor prijsdaling. In andere sectoren stoppen mensen ermee als de beloning te laag wordt, maar kunstenaars doen dat niet.”
Het gevolg is dat kunstenaars en andere creatievelingen elkaars grootste vijanden zijn. Ze concurreren elkaar weg door voor dumpingprijzen, of zelfs gratis, te werken. In de hoop dat ooit, op een dag, iemand hun talent naar waarde schat en daar klinkende munt tegenover stelt. Een lemmingenmentaliteit waar tal van instellingen, media en bedrijven gretig misbruik van maken.
Wie even grasduint in de materie komt tig verhalen tegen die de uitbuiting illustreren van deze waanzinnige race to the bottom. “De afgelopen zeven jaar heb ik als trotse eigenaar van een eenmanszaak heel wat eigenaardigs meegemaakt: van opdrachtgevers die maar 9 cent per woord betaalden tot redacties die überhaupt niet reageerden op mijn pitch. Of de ‘leukste’: de vraag of ik iets gratis wilde schrijven in het kader van ‘free exposure’ en ‘resume building’”, schrijft columniste én zzp’er Natascha van Weezel daarover in Het Parool.
© Geertje Franssen
Fair practice
Maar er beweegt wat aan de einder. Vorige maand daagde de Kunstenbond Nationale Opera & Ballet voor de rechter. De aanklacht luidt dat er bij de gerenommeerde kunstinstelling sprake is van schijnzelfstandigheid. Zo worden er voor het koor zzp’ers ingehuurd tegen veel lagere tarieven, zo’n 25 euro bruto. Ruim de helft minder dan wat de vaste medewerkers krijgen, terwijl ze precies hetzelfde werk doen. De huidige minister van Cultuur, Ingrid van Engelshoven (D66), heeft dan weer een nota klaar waarin wordt gepleit dat gesubsidieerde kunstinstellingen worden verplicht een eerlijk loon te betalen.
De sector zelf staat echter uiterst sceptisch tegenover deze plannen. “De meeste kunstinstellingen zeggen: fair practice is mooi, maar zonder extra geld gaat dat niet lukken”, zegt Caspar de Kiefte van de Kunstenbond FNV daarover.
De Nederlandse culturele sector maakt op die manier langzaam maar zeker slagzij. Het schouwtoneel oogt nog steeds indrukwekkend en oogverblindend, maar de spelers zijn uitgedost met klatergoud, kattenbont en nepjuwelen. Achter de coulissen heerst de echte kommer en kwel. Daar proberen on(der)betaalde naïevelingen een bestaan bij elkaar te krabbelen van de kruimels die er zijn overgelaten.
Voor een honger-kunstenaar komt niemand de deur uit
Voor die kruimels moeten ze haast op de vuist gaan met hun al even precaire lotgenoten. Op een dag zal de geur van verarming en verschraling door de dikke gordijnen heen dringen, tot in de loges. En dan blijft ook het publiek weg, want zelfs Franz Kafka wist het al: voor een hongerkunstenaar komt niemand de deur uit.
In Vlaanderen zouden we wel eens dezelfde richting kunnen uitgaan. Volgens recent onderzoek van De Standaard gaan verschillende grote cultuurhuizen onder druk van de besparingen van de regering-Jambon hun prijzen verhogen en fors snoeien in het aanbod. Men geeft aan voorzichtig te willen zijn, maar er zullen spaanders vallen. Wellicht zal ook hier de rekening worden doorgeschoven naar de mensen aan het einde van de keten, freelancers, tijdelijke contracten en andere zwakke statuten.
Syndicale solidariteit kan een eerste stap zijn
Zou zelforganisatie de oplossing kunnen zijn? Als kunstenaars zich verenigen en afspreken niet langer onder een bepaalde prijs te werken, zou het er in principe eerlijker aan toe moeten gaan. Syndicale solidariteit onder freelancers en andere losse statuten zou een eerste stap kunnen zijn richting vuurwerk, richting Hashtag VuurWerk.
Anders blijft de drang naar verbinding slechts een ijlende droom, een wensballon die hoog knalt in leegte zal geen vonken geven. Syndiceren voor freelancers, allen aan één zeel trekkend, in samenwerking met hun collega’s in vast werkverband. Kan dat niet knalgoed spetteren? VuurWerk, want solidariteit is de hoogste vorm van cultuur.